Ik had een voucher gekocht waarmee ik 6 binnenlandse vluchten kon maken in de VS. De rest van mijn bestemmingen zou ik doen door met privévliegtuigen te liften. Ik had daar over gelezen, dat succesvolle Amerikanen je graag meenamen in hun jets om hun rijkdom te etaleren aan een Europeaan. Dat werkte goed, alleen was het af en toe een gepuzzel om de juiste privé vliegvelden te vinden en er ook nog vervoer van en naar te regelen. Openbaar vervoer was er niet. Maar met een ritje de stad in met de piloot of eigenaar, soms een taxi, was het te doen.
Een paar routes deed ik per huurauto, zoals van Minneapolis naar de Rocky Mountains. Bij Avis kon ik een auto terugrijden naar de verhuurlocatie in Denver tegen een spotprijs. Ik stippelde een toeristische route uit waarin ik een paar indianenreservaten had opgenomen. De eerste was the Lower Brulee Reservation, aan de oever van de Missouri, midden in South Dakota. Ik had geen idee of en hoe je in zo’n reservaat kon komen. Dus maakte ik een stop in de dichtstbijzijnde stad, Fort Thompson. Ik reed tegen de ‘Silver Spur’ saloon aan, de beste plek leek me om mijn licht daarover op te steken. Het was de 4th of July, de grootste Amerikaanse feestdag. ‘The White Men’s Indepencence Day’ noemde de Indianen het. De bar was gevuld met luidruchtige blanke Amerikanen en grove zwaarlijvige Indianen in houthakkershirts, die zich ophielden aan de pooltafel. Aan de bar zaten twee jonge ‘squaws’ die al aardig wat gedronken leken te hebben. Ze zagen er goed uit, aan de stevige kant en grappig gekleed. Ze riepen ‘Ikto’ naar me, tot vrolijke verbazing van de andere Indianen. We raakten snel in gesprek. Ze heetten Winona (eerstgeboren dochter) en Chumani (dauwdruppel). Het bleken stevige drinkers te zijn. Ze hadden een afkeer van blanke Amerikanen en andere ‘outsiders’, maar ze waren nieuwsgierig naar een jonge Europeaan. Ze vroegen me het hemd van mijn lijf. Waarom de blanken niet thuis hadden kunnen blijven in Europa. Of er daar inderdaad net zoveel talen waren als onder de Indianen volkeren. Of we veel alcohol dronken. En, ondeugend, of Europeanen betere minnaars waren dan Amerikanen? Nadat we een paar uur stevig hadden doorgehaald informeerde ik naar een hotel. De dames keken elkaar aan, smoesden even en boden mij aan bij hen in het reservaat te overnachten, waar ze een trailer deelden. Ik zag verbaasde en boze blikken bij de mannelijke Indianen maar ik was al te ver heen om me af te vragen of het een verstandig idee was om met ze mee te gaan. Bovendien zou een droom eindelijk werkelijkheid worden, niet alleen het bed te delen met twee vrouwen, maar ook nog squaws. Ik voelde me Old Shatterhand én Winnetou tegelijk. Ik ging met ze mee. Die ene nacht werd uiteindelijk twee met veel drank overgoten weken.
De aankomst was ontluisterend. Na een korte rit over stoffige wegen kwamen we aan in het reservaat. Uitgestrekte groengrijze vlaktes vol met aftandse trailers, uitgebrande autowrakken, graatmagere honden, her en der wat uitgehongerd vee. Zwaarlijvige ongezonde bewoners in houthakkershirts, die het grootste deel van de dag dronken waren. De dames woonden samen in een aftandse trailer die slechts was voorzien van het hoognodige: een tafel met stoelen, een bank, twee bedden en een koelkast. Hun waardevolle bezittingen hingen aan de muren en het plafond. Het waren traditionele ‘cradle boards’: (geboortequilts met een prachtige traditionele ster) en ‘dreamcatchers’. Baby’s werden geadoreerd door de Lakotás en de liefde voor het kind werd uitgedrukt in een handgemaakte cradle board, die het kind zou beschermen. Het was een frame van hout en stof, prachtig versierd met kralen, waarin de baby’s gedragen konden worden. Een dreamcatcher is een rond frame met daarin een soort spinnenweb van pezen en veren, die boven het bed van kinderen werd gehangen om hen te beschermen tegen nachtmerries. Die vast kwamen te zitten in het web, terwijl de goede dromen door een klein gat in het midden doorsijpelden. De wanden waren bedekt met prachtige handgeweven doeken, volgens Lakota traditie gemaakt door moeder, voor de dochter.
Beide vaders waren alcoholist die al snel na de geboorte van hun dochters waren vertrokken naar de stad en nooit meer terug waren gekomen. Waarmee ze zichzelf in de ogen van de thuisblijvers voorgoed als Indiaan hadden gediskwalificeerd. De dochters groeiden op van voedselbonnen en bijstandsgeld waarmee ze vooral blikvoer, cola en meel kochten in de Trading Store, de enige winkel in het reservaat.
De eerste nacht sliepen we samen, maar niet met elkaar. De dames wilden mij eerst de ‘Inipi’ laten ondergaan in de ‘sweat lodge’: een reiniging en een spirituele wedergeboorte. De Inipi zou mij kracht en macht geven. Dat had ik hard nodig om na alle alcohol nog wat klaar te spelen in bed. De armoede, het geïsoleerde bestaan, het gevoel van overleven was overweldigend en ik begreep waarom voor veel Indianen alcohol de enige uitweg was. Om mij heen hing een constante dreiging, als vreemdeling. Ook voor mij was drank een manier om daaraan te ontsnappen.
In de uren die we nuchter waren bestookten we elkaar met vragen, over onze werelden die geografisch en spiritueel zo ver uit elkaar lagen. Mijn eerste vraag was wat ‘Ikto’ betekende en waarom de andere Indianen er zo om moesten lachen. ‘Ikto’ bleek een afkorting die de Sioux gebruiken voor ‘Iktomi’. Het is een magische figuur uit de Sioux folklore, een spin die zichzelf in een man veranderd. Tegelijk slim en dom, een profeet maar ook een leugenaar, goed en kwaad tegelijk. Als hij in zijn kracht is kan Iktomi alles, bergen verzetten, zichzelf veranderen. Maar hij haalt vooral streken uit, is een stokebrand. Ondanks zijn obscene en aardse kenmerken is hij voor de Lakota een heilige. Daarom mag je bij hen nooit een spin plattrappen. Iktomi denkt volgens de legende altijd aan seks en draagt hij zijn penis in een doos en kan hij hem meer dan een kilometer lang maken, of over een rivier slingeren om een vrouw aan de andere oever te bezwangeren.
Ik voelde me gevleid en zei dat ik zou proberen aan hun romantische verwachtingen te voldoen. Maar Ikto noemden ze me niet meer, dat was een eenmalig geintje en ook een soort heiligschennis. Mijn Lakota bijnaam werd ‘hij die het bier koopt’. Omdat ik dat in grote hoeveelheden deed en ook redelijk kon basketballen – de favoriete sport op het reservaat – besloten de buren en vrienden van de dames dat ze mij tijdelijk zouden tolereren.
Interactie tussen volbloed Lakota en blanken gaat niet dieper dan zakendoen met elkaar. Wat Indianen van het reservaat verbindt is een diepe afkeer van buitenstaanders, vooral blanken die onrust stoken en weer snel vertrokken zijn. Ik was zo’n nieuwkomer. Omcirkeld door vijandige types. De adrenaline schoot af en toe door me heen, de vecht of vluchtmomenten. Maar zodra er enige wrijving ontstond met andere Lakota’s over mijn verblijf werd mijn bijnaam geroepen en kon ik bier gaan uitdelen. Dan keerde de rust terug.
Behalve de langdurige met alcohol overgoten nachten kreeg ik ook een spirituele crash course. De dames namen me mee naar de wijzen van de stam, die mij vertelden over tradities, geschiedenis en visie. Tenminste, als ik de traditie naleefde om een geschenk – hoe klein ook – mee te nemen. Sigaretten waren altijd welkom en ik had gelukkig een paar sloffen ingeslagen. Deze mannen – grove lichamen, puntige cowboyhoeden, laarzen, met grijs sluik lang haar, oorringen en kralenkettingen – bleken geweldige verhalenvertellers te zijn. Prachtige fabels over het ontstaan van de aarde, over voorouders, geesten. Die orale traditie had zijn oorsprong in het doorgeven van (gevaarlijke) ervaringen las ik later. Die werden tot in de kleinste details verteld zodat de anderen ervan konden leren om te overleven in soortgelijke situaties. De hele geschiedenis en cultuur van de stam werd bewaard in verhalen. Ze legden me het verschil uit tussen het westerse opvatting van eigendom – in relatie tot land – en die van de Sioux, en de gevolgen. In de blanke wereld heerst de mens over de natuur en al het andere leven. Met productiviteit en kapitalisme, waarvan de opbrengsten aan een klein deel van de mensheid vloeit. Terwijl land, water en lucht een enorme prijs betalen. De Lakota beschouwen water en land als heilig, als levende familie en voorouders, als de oorsprong van al het leven, waarvan de gezondheid essentieel is voor het voorbestaan en het welzijn van de mens op aarde. De mens is van het land en het land is van de mens en deze twee zijn ondeelbaar. Alles in de natuur heeft een eigen geest, niet alleen planten, dieren maar ook stenen, aardbevingen, onweer en regen. Alle ceremonies eindigden danmet de woorden ‘Mitakuye Oyasin’, hetgeen zoiets betekent als ‘al mijn bloedverwanten’, een eerbetoon aan de natuur.
Ze vertelden hoe ze een kleine groep van families waren binnen de Lakota Nation, ongeveer 1000 man sterk. Hun oorspronkelijke land had geen grenzen en ze leefden in de valleien van de Rocky Mountains tot de Great Lakes. Maar ze raakten ze hun land kwijt in allerlei ‘verdragen’ met de Amerikaanse regeringen. Hoe open land en horizon verdwenen en hoe hun uitgestrekte land een lappendeken werd van boerderijen, buitenwijken en betonnen en metalen steden.
Nog in 1963 verloren ze het grootste deel in een annexatie voor de aanleg van een stuwmeer, waarvoor de voor hun levenswijze essentiële bossen, jacht- en visgronden en weidegronden werden opgeofferd. De beloofde schadevergoedingen werden nooit betaald. ‘Nu weet je hoe wij Indianen denken over het ondertekenen van documenten’, zei het hoofd van de Tribal Council tegen me. Sindsdien leefden ze van voedselbonnen en bijstand.
In de namiddag, als we aan de drank begonnen en buren, vrienden en familieleden aanschoven, vertelden Winonah en Chumani met dezelfde uitgebreidheid en urgentie, oude verhalen over overspelige stamgenoten, over de grootste vis ooit gevangen.. Iedereen was dezelfde verhalen opgegroeid, luisterde ernaar en vertelde ze, zodat ze altijd waar nodig werden gecorrigeerd en aangevuld.
Ze vertelden hoe hun grootvaders en vaders werden opgesloten door het blanke gezag omdat ze participeerden in religieuze activiteiten of ceremoniële dansen. De vrouwen en kinderen bleven achter in de reservaten en moesten overleven zonder de hulp hun mannen en jongens. Veel stierven van honger. De volwassenen vermeden daarna om in hun eigen taal met de kinderen te spreken. Alle conversaties gingen in Engels. Want als de kinderen stopten met het praten van Lakota konden ze niet deelnemen aan de stamrituelen en dus ook niet daarvoor opgepakt worden. Of gestraft worden op school voor het spraken van Lakota.
Verder werd de tijd gevuld met jagen en basketbal. Mijn jachtervaringen met mijn vriend en Jonkheer Henrik Emile van der Borch van Verwolde op zijn 580 hectare landgoed te Laren Gelderland, kwam goed van pas. Ik kreeg een Winchester in mijn handen gedrukt en de Lakota mannen waren verrast dat ik na enige oefening er redelijk mee overweg kon. De jachtverhalen gingen over herten en eland, maar die jacht was te ambitieus met de grote hoeveelheden drank die we innamen. Dus schoten we op fazanten en prairiehoen. Ontbijt en lunch bestond uit wat ze ‘fry bread’ noemden. Balletjes deeg die gefrituurd werden. Voor meer voedsel was er geen geld. De koelkast was leeg, op wat cola en beef Jerky na. Het avondeten kwam vooral uit blik, met af en toe een afgeschoten konijn.
We bleven vooral op de ‘Rez’ omdat de avonden uit in de Silver Spur uit de hand liepen. Bier werd uit mijn handen gestoten. Er werd geschopt tegen mijn biljartkeu. De sfeer jegens mij was vaak om te snijden af en toe en culmineerde een avond in een bijna-confrontatie waar ik niet heelhuids uit zou zijn gekomen. Een grote, geblokte indiaan die pool speelde (denk aan de Chief uit ‘One Flew Over the Cuckoo’s Nest’) beet me toe ‘waar kijk jij verdomme naar’. Ik voelde me geïntimideerd en antwoorde schuchter, ‘niets’, maar dat was meer olie op het vuur. ‘Als ik niets ben, wie ben jij dan godverdomme?’ Hij nam mijn vrouwelijk gezelschap op en voegde me toe dat hij kotste van blanke klootzakjes zoals ik die hier kwamen om indianen te bekijken.
Werk deden de dames af en toe, maar altijd tijdelijk. Volgens de blanken werkten ze alleen tot hun eerste loonstrookje, zodat ze een voorraad drank of een autowrak in konden slaan. Zelf zeiden ze geen vast werk te nemen omdat er zoveel verplichtingen binnen de stam waren, die veel tijd vroegen. Het doel in het leven van de Lakota is een goede bloedverwant zijn. De verbondenheid met je extended family. Al het andere (eigendom, ambitie, goede tijden, leven zelf) is secundair. De stam is een hecht netwerk. Ceremonies, bijvoorbeeld bij overlijden, nemen veel tijd in beslag. Evenals de verplichting om anderen financieel bij te staan. Toen de stamoudsten me statistieken opsomden van de stam begreep ik waarom: 80% van de bewoners was werkeloos, de helft leefde onder de armoede grens en had voedselhulp nodig. Kindersterfte, ziekte-, zelfmoord- en sterftecijfers waren dan ook schrikbarend hoog.
‘It’s hard to be a Lakota’ hoorde ik ze vaak verzuchten.
Mijn verblijf had me de ogen geopend voor de hardheid van de Amerikaanse samenleving. Mijn romantische beeld van het Indianen leven lag voorgoed in gruzelementen.