In 1982 was er weinig aandacht en airplay voor Nederlands poptalent. Platenmaatschappijen hielden zich alleen bezig met Amerikaans en Brits talent. Dat vergde immers geen investering in opnames en promotie: alles werd kant-en-klaar uit de VS of UK aangeleverd. Ook op de Nederlandse podia kwam talent van eigen bodem nauwelijks aan de bak.
Er iets moest gebeuren, vonden mijn toenmalige zakenpartner Joost Carlier en ik. Dat werd de Grote Prijs van Nederland. Het motto was: geef de bands een echt podium, installatie en professionele organisatie zodat ze kunnen laten zien wat ze waard zijn.
Op zoek naar geschikte partners kwamen we uit bij OOR en de VARA. Er volgden vier jaren waarin ik stad en land zou afreizen als producent van de Grote Prijs, met twintig voorrondes, twee halve finales en de finale. Ik vonden het een uitdaging om de gangbare poppodia te mijden en steeds de meest exotische locaties te vinden en de randjes van Nederland op te zoeken. Zo was er een voorronde in de RK-pastorie in Dronten, in aanwezigheid van een enthousiaste pastoor die zelf de vergunning had geregeld.
Elk jaar in september stonden tientallen zakken klaar met zo’n 1.000 tot 2.000 tapes van bandjes die deel wilden nemen, voor keuring door de ‘voorwascommissie’. In 1986 werden ze bij vergissing door de schoonmakers bij de vuilnis gezet waardoor de hele inschrijving (toen nog met dure radio en televisiecampagnes) overnieuw moest.
De presentatie van alle avonden werd verzorgd door OOR-medewerker Fer Abrahams. Fer en ik fungeerden ook als therapeut: nadat de voorwascommissie haar werk had gedaan werden we steevast gebeld door ongeruste ouders: ‘mijn kind heeft zich ingeschreven en ik weet van niks’, ‘waar is die honderd gulden inschrijfgeld’, ‘worden daar drugs gebruikt’, ‘help, mijn zoon is geselecteerd en wil nu muzikant worden’.
De lijnen waren ook dagenlang bezet door afgewezen kandidaten met mededelingen ‘dat we er geen reet verstand van hadden’ en ‘dat het abonnement op dat kutblaadje OOR wordt opgezegd’. Veel zelfreflectie hadden muzikanten niet. Het was bovendien de tijd van de klonen: zo zag je in het ene jaar tot vervelends toe reeksen U2’s, het volgende jaar Madonna’s of REM’s, voorbijkomen.
Geluid, licht en backline werd tegen kostprijs geleverd door de firma Ampco. Onze geluidman Dick Buisman was net opgestapt als bassist (en echtgenoot van de zangeres) van de band ‘Lucifer’. Dat had ‘Ruziefer’ moeten zijn, aldus Dick. Op de vraag wat hij wilde eten bij aankomst was zijn steevaste antwoord: ‘als het maar veel en vet is’.
Stage manager Harry Kassing regelde dat wij ieder jaar een gouden Sennheiser microfoon kregen, die als hoofdprijs aan de winnaar werd meegegeven. Deze kreeg Harry mee als cadeau van zijn vaste klant Lee Towers – Harry kocht ieder jaar een nieuwe gouden microfoon voor Lee. Na afloop van Lou’s concertreeks mocht ie naar de winnaar van de Grote Prijs.
Als we als productieteam een band zagen die niet door de jury op waarde werd geschat, trokken we alles uit de kast om ze een ronde verder te laten komen. ‘The Hippies’ uit Zutphen bestond uitsluitend uit prachtige vrouwen. Toen de band dreigde te struikelen in de voorronde in ‘het Möpke’ te Delden werd de juryleden te verstaan gegeven dat er géén vervoer naar huis zou zijn – tenzij! Zo vertrokken wij zonder jurylid Herman van der Horst, die niet wenste toe te geven aan ‘chantage’ en om 3 uur ’s nachts moest aanbellen bij hotel ‘het Wapen van Delden’ voor een niet geplande overnachting.
Ik heb in de jaren prachtige bands voorbij zien komen, van het spannende Technoville tot het eigenwijze Gin On the Rocks.
Nu, 40 jaar later, komt het regelmatig voor dat als ik wordt voorgesteld aan een CEO, omroepbaas of succesvol acteur, ik te horen krijg: ‘maar Frank, ken je me niet meer, van de voorronde in Stampersgat, ik speelde in the Wannabees?’