Tot de vaste bezoekersschare van erve Mol behoorden ook Daan & Willem Ekkel. Steevast door Albert ‘de meisjes’ genoemd en begroet met de mededeling ‘rokjes uit, meisjes’.
Op een middag troffen de Ekkels Ramses Shaffy aan op de boerderij. Hij had een schildersezel neergezet in het midden van de Deel (de werkruimte van de boerderij) en was druk doende een aantal stevige touwen vast te knopen aan de hanenbalken. Of Daan en Willem zo vriendelijk wilden zijn hem naakt en ondersteboven op te hangen aan deze touwen? Hij wilde graag ‘op zijn kop’ schilderen. Nadat de broers hem hadden opgetakeld bleef Ramses daar enige uren zo hangen. Geen ongevaarlijke exercitie maar toen ze hem na een uur naar beneden haalden bleek de schade beperkt tot een stevige hoofdpijn, pijnlijke voeten – en een verschrikkelijk slecht schilderij.
Een van de grootste ergernissen van Albert was dat zijn boerderij na een stevige regenbui onbereikbaar was, omdat iedere auto vast kwamen te zitten in de modder van de onverharde weg naar zijn huis. Het was een openbare weg maar de Gemeente weigerde enige actie tot verbetering. Toen de Commissaris van de Koningin van de provincie (VVD icoon Molly Geertsema) een bezoek aankondigde, besloten we het heft in eigen hand te nemen. We maakten alle kuilen 2x zo diep en boer-buurman Gerrit (van de geiten) loosde enorme hoeveelheden water op de weg. Na nog geen 10 meter zat de Mercedes limousine tot aan zijn assen vast in de drek. We lieten de lier – die we voor dit soort noodgevallen hadden – thuis en in plaats daarvan namen we de 2 ezels mee. Het had een historische foto op kunnen leveren: de Commissaris van de Koningin, in Mercedes limousine, voortgetrokken door 2 ezels. Een week later lag er een prachtige semi verharde weg.
Als Albert in een melancholische bui was, beklaagde hij zich wel eens over het ontbreken van familie. Hij had geen ooms, neven of nichten bijvoorbeeld. Zijn vader had hem en zijn moeder direct na de geboorte verlaten. Hij had hem slechts een keer in zijn leven gezien, in de oorlog. Een vriend had zijn vader gespot in een café op het Rembrandts plein. Albert toog er heen, ontdekte zijn vader aan een tafeltje diep in het café. Hij liep op hem af en sprak hem aan met de woorden: ‘Zo, klootzak’ – om vervolgens direct het café te verlaten.