Het was Henrik die mij introduceerde bij Albert Mol – in eerste instantie bij Albert’s vriend, Guerdon Bill. Henrik was een 14-jarige vriend die op een verjaardagsfeestje met een liter benzine in een appelboom klom om vuur te spugen. Toen de buurvouw hem toeschreeuwde: ‘kom onmiddellijk uit de boom, rotjoch’, antwoordde Henrik, naar waarheid: ‘pardon mevrouw, ik ben Jonkheer Henrik Emile van der Borch van Verwolde’. Niet de typische jonkheer – maar daarover later meer.
Henrik had bij een dump op de plaatselijke vuilnisbelt een peloton aan bekende Nederlanders gezien – Ramses Shaffy, Coen Flink, Johnny Lion, die onder leiding van een kolossale bebaarde Amerikaan genaamd Guerdon Bill de stort afzochten naar volgens Guerdon ‘waardevolle’ afdankertjes.
Guerdon en Albert bleken een boerderij te hebben naast het landgoed Verwolde van Henriks’ familie, een landgoed dat 580 hectare bos en landbouwgrond met zo’n 20 boerderijen en een kasteel omvatte. Henrik’s vader was nog zo feodaal dat hij de boeren de pacht in contanten liet betalen op het kasteel, elke laatste zaterdag van de maand. Dat had ook zo zijn voordelen: iedere vakantie bouwden wij een tentenkamp met tipi’s bij een prachtig ven op het landgoed. Bij de boeren konden we dan kaas, eieren, melk en vlees halen. Dat werd van de pacht afgetrokken. Ook mochten we jagen op het landgoed en we trokken regelmatig op jacht naar groot wild als reeën en wilde zwijnen. Als we in een luie bui waren dan schoten we een paar konijnen op de gazons, vanuit Henrik’s torenkamer.
De boerderij van Albert en Guerdon was een oude Achterhoekse boerderij met voor een woongedeelte en achter een stal, waar ze weinig aan hadden veranderd. Er liepen kippen, een agressieve witte gans en een paar oude ezels rondom. Naast de boerderij was een vrijwel identiek gebouw, dat dienst deed als opslag en garage. Albert was chef de cuisine en kon hele dagen achtereen in de keuken staan, terwijl Guerdon (Geurt voor intimi) voortdurend ‘winkelde’ en het huis inrichtte met zijn ‘gevonden voorwerpen’. Eens in de 3 maanden, als Geurt het huis uit was, verzamelden wij deze ‘decoraties’ en brachten ze terug naar de vuilnisbelt. Waarna ze vervolgens geleidelijk weer opdoken op de boerderij, na enige bezoekjes van Geurt aan de stort.
Omdat Henrik voortdurend in de clinch lag met zijn vader begon hij meer en meer op te trekken met Guerdon, totdat hij uiteindelijk zijn intrek nam in het door ons luxueus verbouwde kippenhok, naast de boerderij. Ze stortten zich op hun gezamenlijke passie: sleutelen. Met name aan de Rolls Royce begrafenis auto uit 1928 die Geurt had meegenomen uit Londen. Deze had hij ingericht met een lounge bank en een tafel en daarmee reed hij Albert en vrienden als feestend door de Achterhoek of over de Amsterdamse grachten. De andere hobby van het tweetal was blowen – de tuin van de boerderij was ruim bezaaid met wietplanten.
Toen Henrik mij meenam voor het een eerste bezoek was Geurt buiten aan het sleutelen aan zijn motor met zijspan. Tien meter verder, in de deuropening van de keuken stond een druk gesticulerende en kijvende Albert. ‘Give me a minute boys’ zei Geurt. Hij sloopte het zijspan van de motor, tilde het boven zijn hoofd en gooide het enkele meters in de richting van Albert. Die daarop de keuken in vluchtte. ‘The bitch will be quiet now’.