In 2005 wilde ik iets nuttigs doen naast mijn werk. Met impact. Ik stapte voor een jaar het onderwijs in, als docent entertainment marketing & pr, één dag in de week, aan de Hogeschool InHolland. InHolland was qua organisatie en motivatie een puinbak. De school raakte in opspraak nadat de Volkskrant onthulde dat er te makkelijk diploma’s waren verstrekt en dat de inspectie het ruime declareergedrag van de top onderzocht. Aan die top stond Jos Elbers, formaat en uitstraling bal gehakt, een bolle kop van de in alcohol gedrenkte oneindige reeks vergaderingen.
Elders had in 2004 aangekondigd te zullen vertrekken als InHolland een jaar later nóg verder onderaan de ranglijst van Hogescholen zou bungelen. Toen dat inderdaad het geval bleek, kondigde hij op een legendarische Kersttoespraak aan tóch te zullen blijven, om het ‘karwei’ af te maken. Als zoenoffer bood hij alle personeelsleden een mp3 speler aan, in China te koop voor 3 kwartjes per stuk. Een paar weken later bleek dat hij zichzelf voor een jaarsalaris van meer dan twee ton had ingeschaald. In de eerste week van januari e-mailde ik hem dat hij met zijn toespraak mijn lesprogramma over PR & Integriteit had onderuitgehaald. Waarop Elbers antwoordde de mogelijkheden tot mijn ontslag te onderzoeken. Die bleken er niet te zijn en maakte ik mijn jaarcontract vol. Elbers zelf zou in 2007 wegens alle schandalen vertrekken, maar niet nadat hij een jarenlange ‘adviesfunctie’ voor 178 duizend euro per jaar had bedongen. Plus een leasewagen en andere extra’s en bonussen. Dat in een tijd dat onze afdeling geen printer kon kopen voor de afdeling omdat er geen budget was.
Het contact met de leerlingen, hun enthousiasme, optimisme en de verschillende culturen maakte veel goed. Ik coachte een aantal werkgroepen en in mijn favoriete groep zat Andrew. Iedere keer als ik de mediatheek bezocht zag ik hem aan het werk, in de ochtend, in de middag en soms in de avond. We maakten regelmatig een praatje. Hij kon geen computer betalen en deed zijn huiswerk op de schoolcomputers. Maar midden in het jaar was Andrew plotsklaps verdwenen. Hij moest voor de rechter komen voor een akkefietje en schaamde zich zo dat hij niet meer naar school durfde. Zijn schaamte en om zo’n talent verloren te zien gaan voor een relatief onschuldig vergrijp liet me niet los. Ik nodigde hem uit voor een gesprek. Schoorvoetend kwam hij mijn kamer binnen, hoofd naar beneden, hangende schouders. Ik vroeg hem naar zijn afwezigheid en vol spijt vertelde hij de toedracht.
‘Tja Andrew, niet netjes’ zei ik tegen hem, ‘maar ik zal je, voor wat perspectief, een verhaal vertellen’.
‘De eerste keer dat ik de bak in moest was omdat ik als twaalfjarige de ruiten van de ANBO (Algemene Nederlandse Drankbestrijders Organisatie) clubhuis in elkaar had gegooid. Ik had een pesthekel aan de 2 zoontjes van de voorzitter die zich daarin voor mij en wat vrienden hadden verschanst.
Ik heb in de bak gezeten in mijn geboortestad Lochem omdat ik een bank-in-aanbouw in de fik stak op Oudjaarsavond. De politie bleek een uitkijkpost te hebben op de 3e verdieping, die ze halsoverkop moesten verlaten toen mijn vriend en ik onze molotovcocktails in de bank smeten. Ik werd om 5 uur ’s ochtends, in het bijzijn van mijn ouders, van mijn bed gelicht en toen ik alles ontkende kreeg ik een foto te zien waarop ik een fles Royal Club Tonic met lont aanstak.
Op mijn 16e werd ik vastgezet in Amsterdam omdat ik een prostitué had bestolen. Althans, dat was het bericht dat de Lochemse politie aan mijn ouders kwamen vertellen. Het zat iets anders in elkaar. Vriend Gerard en ik hadden een jonge vrouw leren kennen, wiens man op de grote vaart werkte als stuurman. Hij was voor 4 maanden op zee en ze nodigde ons uit om langs te komen in haar woning in Amsterdam, boven café de Smoeshaan. Het was een old-school pension waren logees verboden waren. Toen we de eerste nacht met haar in bed lagen, stormde plotsklaps de huisbaas binnen en werden we op straat gegooid. In mijn haast was ik een briefje van honderd gulden vergeten dat ik van mijn moeder had gekregen om een spijkerbroek te kopen. Toen ik die de volgende dag kwam halen werd ik weer betrapt door de huisbaas en uiteindelijk afgevoerd naar het politiebureau op het Leidseplein – waar jaren later coffeeshop de Bulldog haar intrek zou nemen.
In Heemstede ben ik vastgezet omdat ik een brommer in elkaar had getrapt. Op de terugweg van een bruiloft viel ik om de haverklap van mijn fiets en moest ik steeds een sprintje trekken om vriend Stef te achterhalen. In een van die sprintjes kletterde ik over een brommer en die moest het inderdaad ontgelden.
In Wassenaar heb ik vastgezeten omdat ik zonder achterlicht na het eindfeest van een scholen sporttoernooi naar mijn gastgezin fietste. Ik had haar tot op de schouders en een van de agenten beet me toe dat ‘jouw slag hier niet thuishoort’. Na wat geruk en getrek door de agent vielen er klappen over en weer en werd ik geboeid afgevoerd.
In Hengelo was ik met Max posters aan het plakken voor een concert van Freddie King. Toen we op heterdaad werden betrapt leegde Max een volle emmer behangplaksel op het hoofd van de bekeurende agent. Ik wist met een snelle sprint de dans te ontsnappen. Maar Max werd wel gepakt en had de autosleutels en ons geld, dus uiteindelijk meldde ik me maar op het politiebureau.
In Sainte Marie de La Mér (de Camarque) zat ik een broodje te eten met een vriendin op de stoep van het plaatselijke museum. Vier agenten spraken ons op aan dat het eten daar niet was toegestaan. Toen de agenten uit zicht waren, ging mijn vriendin weer zitten. Ik had nog net ‘doe dat nu niet’ kunnen zeggen toen de agenten weer de hoek om kwamen. Ik stribbelde tegen – ik had immers niets gedaan – maar werd subiet in elkaar geslagen en de politiebus ingesmeten. Na enkele uren opsluiting kreeg ik de opdracht om onmiddellijk het stadje te verlaten. Maar niet nadat ik eerst door een haag van 6 politieagenten heen moest die mij met hun knuppels bewerkten.
Daarop vertrok ik met mijn vrienden naar Canet Plage, waar we onze tent opsloegen op een enorme camping. We gingen de slechte smaak van de vorige dag wegdrinken in het campingcafé. Ik bleef stug doordrinken nadat mijn vrienden al waren opgestapt. Met als gevolg dat ik uren later mijn tent niet meer kon vinden. Na een half uur dwalen besloot ik dat het beter was om te gaan slapen in een willekeurige auto die niet op slot zat. Ik trof echter een Citroen DS aan met de sleutels in het contact en bedacht dat het nóg handiger zou zijn om de zoektocht naar mijn tent per auto voort te zetten – en deze na de vondst terug te rijden. De camping bestond uit lange straten van 2 kilometer, met aan weerszijde tenten. Veel kan ik me niet herinneren, behalve dat ik stond ingesloten door een kring van woedende Fransen. Door meer naast dan op de weg te rijden had ik tientallen tenten omver gereden en de auto was vastgelopen omdat de assen vastliepen op de meegesleepte scheerlijnen. Op het proces verbaal dat ik maanden later in Groningen ontving bleek ‘lenen’ vertaalt in ‘gestolen’ en was er naast de Citroen ook sprake van een Peugeot 304.
Daarna, Andrew, volgden nog opsluitingen in Amsterdam (vrijgesproken), Groningen en Nevers – waar ik na vrijlating mijn in beslag genomen auto ’s nachts ‘terug’ stal uit de politiegarage. En ik ben er vast nog wel wat vergeten. Maar, Andrew, ik heb wel mijn school en studie afgemaakt. Dus schaam je niet, pak je kleine straf en ga daarna weer lekker aan de slag”.
Andrew keek me aan als een konijn die in de koplampen staarde. Hij mompelde iets als ‘zal ik doen’. Toen hij twee weken celstraf kreeg heb ik hem mijn oude laptop gegeven zodat hij kon werken in de cel. Daarna verscheen hij weer als vanouds op school.