In Albert Mol 1 schreef ik al over mijn vriend Jonkheer Henrik. Henrik was het type dat op een verjaardagsfeestje met een liter benzine in een appelboom klom om vuur te spugen. Toen de buurvouw schreeuwde: ‘kom onmiddellijk uit de boom, rotjoch’, antwoordde Henrik, naar waarheid: ‘pardon mevrouw, ik ben Jonkheer Henrik Emile van der Borch van Verwolde’. Niet de typische jonkheer dus. Beresterk. Woonachtig tot zijn zestiende op Verwolde, een kasteel met een landgoed dat 580 hectare bos en landbouwgrond met zo’n 20 boerderijen en een kasteel omvatte.
Henrik was tot verdriet van zijn ouders geen student. Hij was wel enorm technisch en dol op sleutelen aan auto’s en motoren. Omdat hij ook de ‘outfits’ van een monteur droeg had Henrik de torenkamer toebedeeld gekregen, op gepaste afstand van de rest van de familie. De eiken vloer had hij bekleed met platenhoezen mét ingesloten vinyl. Wij werden daarom altijd geacht onze schoenen uit te trekken, opdat de LP’s niet zou beschadigen. Midden in de kamer stond zijn Gilera motor, sleutel-klaar. Die sleepte hij wanneer nodig, op zijn rug de toren in en uit.
Bij de familie- en vrienden diners in de statige eetzaal van het kasteel was er voor Henrik en ons dan ook geen plaats. Wij dienden aan te schuiven bij het personeel, in de kelders van het kasteel.
Omdat Henrik vanaf zijn 16e auto reed, uiteraard zonder rijbewijs, besloot ik rijles te nemen bij deze ervaren chauffeur. Met in de ene hand een fles whisky en de andere hand een joint, reed hij mij een uitgestrekt bos in om mij de eerste lessen te geven – dat leek hem veiliger. Om mij vervolgens op mijn flikker te geven toen ik het waagde om niet met beide handen maar slechts een hand, te sturen.
Nadat Henrik het ouderlijk huis op zijn zestiende al had verlaten woonde hij enige jaren bij Albert Mol. Daarna kreeg hij van de familie een boerderij toegewezen aan de statige oprijlaan naar het kasteel. Hij bouwde een enorme schutting aan de straatzijde en schilderde daar met kolossale letters ‘Eat the Rich’ op. Vol in het zicht van de duizenden bezoekers die elk jaar het landgoed van vader Baron en moeder Baronesse bezochten.
Henrik was niet alleen verschrikkelijk sterk, hij was ook keihard voor zichzelf. Dokters vond hij overbodig. Nadat zijn Ierse wolfshond hem in de wang had gebeten naaide hij zelf met naald en draad de wond dicht. Jaren later kwam ik hem tegen, lopend met twee krukken. Hij had beide benen gebroken. Die had hij zelf ‘gezet’ en zelf in gips gegoten. Na twee maanden brak hij het gips er af om vervolgens vrijwel ongeschonden weer te gaan lopen.
Op de boerderij repareerde hij auto’s van vrienden en bekenden. Zijn service was niet altijd even betrouwbaar. Toen een klant van Henrik zijn Volvo op kwam halen, bleek deze nog niet gerepareerd. De man beklaagde zich daar luidkeels over, waarop Henrik de Volvo startte en hem 25 meter het weiland in reed. Hij gooide de auto vol met benzine en smeet er een brandende lucifer in. Toen de auto volop in de fik stond en de benzinetank ontplofte, zei Henrik met een grote grijns tegen de eigenaar: ‘zo, nu is ie klaar!’