Albert Mol werd in Nederland in eerste instantie bekend vanwege zijn openlijke homoseksualiteit. Hij schreef televisiegeschiedenis toen hij in 1969 voor miljoenen kijkers, op de taboedoorbrekende vraag (..1969..) of hij zoals zoveel acteurs ook homoseksueel was, antwoordde: “Ja, maar zeg het maar tegen niemand”. Hij was op dat moment Nederlands’ meest flamboyante celebrity. Naast zijn uitbundige levensstijl met veel drank en mannen speelde hij een hoofdrol in de kaskraker-film ‘Fanfare’ – nu gezien als een monument in de Nederlandse filmgeschiedenis. Maar Albert was een multi-talent. Zijn bestseller boeken ‘Wat Zien Ik’ en ‘Haar van Boven’ werden succesvol verfilmd. Zijn sterstatus werd in de jaren 70 nog groter door zijn opvallende rol in de televisie hit-serie ‘Wie van de Drie.
Op latere leeftijd, in 1996, speelde Albert de rol van zijn leven – die van de tandeloze oude moeder van Arjen Ederveen (als moffenhoer) in ‘Fout in ’45’.
Zijn intimi kenden hem ook als voormalig succesvol balletdanser, choreograaf en later als therapeut. Albert werkte in Egmond jarenlang met zwaar verslaafden. Zijn ervaring putte hij uit zijn eigen alcoholisme. Als Albert serieus dronken werd begon hij te huilen over zijn grote gemiste kans: de rol van Judas in Jesus Christ Superstar – en vervolgens danste hij in zijn eentje de hele voorstelling en dwong hij ons om twee uur lang toe te kijken.