Erfenissen
Geen categorie, Verhalen in muziek

Erfenissen

Op mijn 16e levensjaar liep ik twee grote erfenissen mis.

De meest lucratieve was de nalatenschap van Nedell Willing. Een Engelse vriend van choreograaf & film/televisiester Albert Mol en zijn man Guerdon Bill, die hem liefkozend ‘the Major’ noemden, vanwege zijn oorlogsverleden. Zeer gefortuneerd als beheerder van diverse Estates, waaronder die van Marlène Dietrich.

Ik was 16 jaar en stond iedere middag op de plaatselijke markt om ijs te verkopen. Albert en Guerdon kwamen regelmatig buurten in een knalgele Citroen Mehari. Deze keer zat the Major achter in deze open terreinauto. Ze hadden wat te vieren en Guerdon nodigde me uit om het feestje mee te maken. Ik had schoon genoeg van de ijsverkoop en van de krenterige baas, trok mijn schort uit en riep tegen de buurman visboer ‘zeg maar tegen die schijtbaas van me dat ik er mee op hou’. Een feest bij Albert Mol was écht feest met veel Amsterdammers, artiesten, en vrouwen die wel van jonge mannen uit de provincie hielden. Ik sprong achterin de Mehari en tot groot genoegen van the Major eindigde ik met mijn achterwerk in de slagroomtaart die hij had gekocht. Hetgeen voor hem een reden was om mij daar zorgvuldig schoon te maken. Ook hij viel dus op jonge mannen en Albert en Guerdon schaterden het uit toen ze mijn ongemak zagen. Het werd een dolle boel bij Albert, maar ik werd in mijn avances naar de vrouwen opgehouden door the Major, die als een verliefde puber om me heen dartelde. Uiteindelijk wist ik me te verstoppen op de zolder van de boerderij met een vrouwelijke telg uit de bekende circusfamilie Boltini.

Aan het ontbijt fluisterde the Major mij toe dat hij vreselijk verliefd op me was geworden, dat hij helaas terug moest naar Londen maar dat hij me zou schrijven en mijn adres nodig had. Hoewel ik niet zat te wachten op deze kalverliefde leek het me wel praktisch om het contact te onderhouden, want de man was immers schatrijk. Ik vroeg hem niets naar mijn huis te sturen omdat mijn ouders hier niet van gecharmeerd zouden zijn en dat het beter was om de brieven bij Albert te laten bezorgen.

Elke zaterdag lag een brief uit Londen in huize Mol op mij te wachten. The Major schreef hoe verliefd hij was, hoe goed zijn leven was in Londen en dat ik langs moest komen in zijn landhuis in Surrey. Na een paar brieven voelde ik me verplicht te antwoorden. Ik vermeed iedere referentie aan zijn verliefdheid maar meldde wel dat ik wegens school en tentamens voorlopig geen gelegenheid had om naar Londen te komen. De volgende brieven schetsten zijn eenzame bestaan en in de laatste in deze reeks schreef dat hij mij in zijn testament had opgenomen als enig erfgenaam. Dit tot hilariteit van Albert, die mijn spagaat zag en benieuwd was welke strategie ik zou verzinnen om de  afstand te bewaren en tegelijk erfgenaam te blijven.

Het enige dat ik kon bedenken was: pappen en nathouden. Een bezoekje aan Londen zag ik niet zitten, bevreesd voor de lichamelijke handelingen die van mij verwacht zouden worden of die ik op me af zou krijgen. Ik hield het zo maandenlang vol.

Maar de tone-of-voice in de brieven begon geleidelijk te veranderen. Vragen werd smeken, smeken werd teleurstelling, teleurstelling werd boosheid. Totdat er uiteindelijk een brief kwam met de mededeling dat de Major een ander had ontmoet, die hem wel gelukkig kon maken. Een paar weken later volgde een summier schrijven waarin mij werd meegedeeld dat ik uit zijn testament was geschrapt.

Drie maanden later kwam, tot ons grote verdriet en vooral het mijne,  het bericht dat the Major onverwachts was overleden.

***

Kort daarvoor was Tante Jet gestorven, een zus van mijn vader. Ze was een eenzame onderwijzeres die zuinig had geleefd en goed gespaard. Ze rookte niet, was geheelonthouder en haar enige luxe bestond uit een Daf 55. Ze was altijd vrijgezel gebleven en volgens goed katholiek gebruik was ik benoemd tot petekind – en dus enig erfgenaam. Tante Jet was low maintenance, ze was gesteld op haar rust. Ik had een keer een lang weekend bij haar gelogeerd en verder zag ik haar alleen op familiefeesten en kwam ze steeds trouw op mijn verjaardag. Zo ook op mijn 16e verjaardag. Ik had wat vrienden en vriendinnen uitgenodigd, thuis. Na verloop van tijd was de drank op, hetgeen de sfeer temperde. Tante Jet had een paar uur stilletjes bij het raam gestaan, in haar eigen wereld, wat ik al vreemd vond. Maar kennelijk voelde ze de stemming wel aan want ze vroeg me wat er aan de  hand was. Ze was geheelonthouder en grappend zei ik dat de drank op was. Tot mijn verbazing gaf ze me 50 gulden en zei ‘haal hier maar een paar  flessen Jägermeister van’. Ik nam het geld dankbaar aan maar haastte me eerst naar mijn vader, die ik vertelde dat er iets niet in orde was met Tante Jet.

Zes maanden later was tante Jet overleden. Na een uiterst korte periode van rouw verheugde ik me op de erfenis die ik zou krijgen. Mijn vader vertrok als executeur-testamentair naar Eindhoven en stortte zich op het regelen van de begrafenis en het afwikkelen van de nalatenschap. Tot zijn verbazing bleek er geen geld meer op de bankrekeningen te staan van zijn vermogende zus. Geen geld voor mij dus. Dat hakte er stevig in maar ik troostte me met  de gedachte dat ik dat in ieder geval haar Daf55 zou krijgen. Ook dat bleek ijdele hoop – mijn vader moest de auto te verkopen om alle openstaande rekeningen te betalen. Hij ploegde door haar bankafschriften en ontdekte dat ze de laatste jaren elke dag 1000 gulden cash had opgenomen van haar bankrekening. Van de buren hoorde hij dat tante Jet het wel eens had gesproken over een ober in de stationsrestauratie die zo leuk met geld kon goochelen. Zijn onderzoek eindigde met een bezoek aan dit etablissement en daar bleek tante Jet inderdaad een dagelijkse klant, die steeds door dezelfde ober bediend wilde worden. De ober die kort na haar overlijden ontslag had genomen en met onbekende, waarschijnlijk zonnige, bestemming was vertrokken.

25 April 2020

About Author

Frank van Hoorn

Frank van Hoorn